zondag 11 juni 2017

Cruise

        
        Ik kijk om mij heen. Wat een boot zeg! Ik had nog nooit zo’n grote mooie boot gezien. Van dichtbij dan. Natuurlijk had ik ze wel vaak op de televisie gezien en in het echt wel eens voorbij zien varen. Maar dan in de verte. Net als in de rest van mijn leven, altijd gingen de mooie dingen in de verte aan mij voorbij. Behalve dan misschien mijn vier kinderen, drie meisjes en een jongen. Dat was wel wat je geluk kunt noemen. In ieder geval in het begin. Ik loop naar de andere kant van de boot. Alles is mooi en luxe. Een marmeren zwembad, een gouden bar en de meest exotische en ingewikkelde drankjes. Geweldig zeg. En op die boot zit ik nu! Het was toch al wel zeker 30 jaar geleden dat ik voor het laatst op vakantie was geweest. Toen was Richard er nog. Samen met allebei een kind achterop fietsten we naar Bakkum en daar hadden we één of ander fladderig tenthuisje gehuurd. Dat bestond uit hout en tentzeil. s’ Morgens lekker op het strand de koters in een kuil met water. Wat was dat toch leuk. Later kregen we nog de tweelingen, maar toen lukte het niet meer om op vakantie te gaan.
Wat een grote tafel zeg. Allemaal vruchten. Ik kijk om mij heen. Zou ik daar ook van mogen? Een stel dikke Amerikanen staan een paar flinke borden vol te scheppen en maakten de vruchten onzichtbaar met een lading slagroom. Verderop een Indonesisch typetje, meisje van een jaar of twintig, maar misschien ook wel veertien of veertig. Erg moeilijk in te schatten bij die lui. Ze loopt met een vork langs de tafel een prikt zo hier en daar een vruchtje. De ober, maar dat heet vast niet zo op zo’n mooie witte boot, laat haar beleefd maar beslist weten dat dat niet hygiënisch was.
De komst van de tweeling was leuk maar tegelijkertijd werd Richard compleet zenuwlijder van al die kinderen. Hij wilde eigenlijk al geen kinderen meer, en twee al zeker niet. Na een paar maanden liep hij te shaken door het huis. Terwijl hij er betrekkelijk weinig mee te doen had. Ik waste de luiers, gaf alles te eten en deed tussendoor ook nog even het huishouden. Hij hoefde alleen maar naar zijn werk te gaan. En dat deed hij ook wel, maar zag er tegenop naar huis te komen. Hij ging liever op een bankje in het park zitten de krant lezen, om dan vlak voor etenstijd binnen te stappen.
Ik heb ook een bordje halfvol geschept en kijk een beetje schichtig om mij heen, of ik niet iets fout doe. Of er niet een of andere witte ober mij terecht gaat wijzen. Het valt mee. Ik zoek een tafeltje en ga zitten. Lekker onder een parasol, geklots van het water om me heen. Dat is nog eens leuk. De ananas is lekker, maar die andere dingen ken ik niet. Allerlei tropische vruchten waarvan ik de naam niet weet, en die ik nog nooit gezien, laat staan geproefd had. Op het strand in Bakkum aten we altijd appels. En komkommers tegen de dorst.
Verderop zit een ouder echtpaar. Gek om dat en ouder echtpaar te noemen. Waarschijnlijk zijn ze nog jonger dan ik. Hij is helemaal in het wit gekleed, met zelfs witte schoenen. Boordje dichtgeknoopt en een witte vlinderdas. Vast een directeur denk ik. Zijn vrouw heeft een bloemetjesjurk aan. Zeker van Zeeman. Gezien de kwaliteit. Toch wel passend, dacht ik, bij zo’n boot. Inwendig moet ik om mezelf lachen. Ze heeft haar super geblondeerd haar vreselijk opgestoken en torent boven haar man uit. Geen gezicht. Ongelakte nagels valt me op. Helaas pakt dat niet zo goed uit bij haar verkalkte teennagels die ze in veel te kleine, typisch dure schoentjes heeft gepropt. Nou ja schoentjes, alleen een paar dunne bandjes die diepe groeven in haar vette voeten maakten. Een tasje van Gucci. Het zegt mij niets maar het staat er op. Meneer met zijn witte pak had beter geen frambozensaus kunnen nemen op zijn vruchtenbordje en zijn vrouw maakt dat duidelijk door hem opvallend terecht te wijzen. Iedereen zit er naar te kijken en hij wordt net zo rood als zijn saus.
Ik kijk weg en mijn gedachten gaan weer naar de kinderen. Als ze me toch eens zo zouden zien, met al die luxe. Maar ze hadden wel iets gezien. Toen ze mij wegbrachten met z’n allen en met de kleinkinderen, mochten ze even aan boord kijken. Ze hadden het allemaal gauw gezien en stonden al snel weer ongeduldig op de kade te zwaaien. Met één hand, want met die andere hand keken ze op hun horloge. Ach, dat snap ik ook wel. Ze hebben het druk en zo. Al lang lief dat ze mij deze reis hadden aangeboden voor mijn zeventigste verjaardag. Ik weet ook wel dat ze geen zin hadden om het geplande familiefeest te organiseren. Nu lapten ze allemaal een paar honderd euro en waren ze van mij af. Ik ben al lang gewend aan de teleurstellingen die de kinderen bij mij oproepen, maar het valt soms toch nog wel zwaar. De touwen waren nog niet los of de eersten stapten al weer in de auto. Ik keek en zie dat de frambozenmeneer is verdwenen. Gedecideerd kijkt de bloemetjesjurk om zich heen. Ik vraag mij af of ik wel gepast gekleed ben. Mijn lange zwarte rok is opgedrongen door de kinderen en mijn witte blouse met frontrouche vind ik verschrikkelijk. Die rare kantjes tussen mijn borsten, dat is helemaal niets. En dan die zwarte schoenen. Ik ben toch geen oud wijf. Maar ja, het moest van de kinderen, vooral van de tweeling. En daar kan ik nu eenmaal niet meer tegenop. Ik val wel op, dacht ik, met deze kleren. Ik laat mijn bordje staan en wandel wat over het dek. Aan de kade kan ik zien dat de boot aan het varen is, maar dat merkte je verder niet. Hij slingert niet zoals de boten op televisie. Ik kom langs het zwembad en kijk mijn ogen uit. Een vent met worstvingers en een enorme flubberbuik, staat met zijn handen in zijn zij, met alleen een zwembroekje aan bij de rand van het zwembad te kijken. Brutaal bekijkt hij de mooie jonge meisjes en probeert vooral zijn gouden horloge, ketting en armbanden goed uit te laten komen. Niemand ziet het. Iedereen loert naar zijn buik, mijn god. Richard heeft nooit zo’n buik gehad. Hij was altijd slank.
Toen we weer langs de kade kwamen, stond er een juichende menigte kinderen ons op te wachten. Dat is nog eens aardig. Ik wist wel dat ze mij op zouden halen, maar niet dat ze met z’n allen kwamen. Dat is dan ook niet zo. Sterker nog, geen van mijn kinderen is er. Ik zit een tijdje te wachten op zo’n zwarte knobbel voor de touwen en pakmijn telefoon. “Hoi mam, leuk dat je weer terug bent, hoe was het? En was het het geld waard? Nee, wij kunnen je niet halen, we zitten op een achtdaagse reis in Turkije. Maar Joop zou jou toch halen? Dat hadden we afgesproken.” Joop weet ook van niets en dacht dat Karin zou gaan. Bovendien kan hij nu niet weg van zijn werk. “Bel Karin zelf even mam”. Maar Karin neemt niet op. Ik loop langzaam naar de terminal om een taxi te laten bellen. De terminal is niet zo ver weg, maar het duurt lang genoeg om mijn stemming twee keer te laten wisselen. Eerst denk ik: wat een kutkoters mij zo te laten staan; maar even later vind ik het toch wel leuk dat ik deze reis mocht maken. Nog weer even later beland ik weer in de mineur. Als ik terug denk aan die twintig jaar ploeteren. En wat krijg ik er voor terug?
Eén geruststelling is er: ze hebben zelf allemaal kinderen en zullen hun verdiende loon wel krijgen.

©Ghans Dorrebrein       

zaterdag 10 juni 2017

Het nieuwe lichaam

        
        Het menselijk lichaam is een raar ding. Je zou zeggen na miljoenen jaren evalueren zou je toch de meest praktische uitvoering krijgen. Dat is ook zo, maar dat is gebaseerd op hoe de omgeving er die miljoenen jaren uit zag en niet hoe die de laatste paar honderd jaar is veranderd. Nu moeten we de meest rare dingen doen om ons lichaam aan te passen aan de nieuwe omgeving en omstandigheden met allerlei hulpmiddelen en gereedschappen. Ik stel mij voor dat als we een lichaam opnieuw zouden moeten ontwerpen, het er heel anders uit zou zien. Ik vind het bijvoorbeeld heel raar dat het gat om zuurstof binnen te krijgen hetzelfde gat is om voedsel in je lichaam te krijgen. Kun je je alleen maar verslikken. Ik zou dan, net als bij vissen, dit gescheiden houden en er twee openingen van maken Zo is het ook raar dat de openingen om afgewerkt voedsel er uit te laten en afgewerkt vocht, zo dicht bij het baby'tjes maak en werpkanaal zit. Niet echt hygiënisch dus ik zeg, een eindje uit elkaar. Bij een man wordt zelfs het afvoerbuisje voor afgewerkt vocht ook gebruikt voor zaadjes. Niet fris hoor. Ik was dus begonnen met het volledig uit elkaar halen van het menselijk lichaam in losse onderdelen en het opnieuw - en dan logischer - in elkaar zetten. Zo had ik de anus onder de rechter voetzool geplaatst en de plasbuis onder de linker. Dat leek mij wel makkelijk. Geen ingewikkelde toiletten meer en veel hygiënischer. De oren plaatste ik op de bovenkant van de handen. Ga maar na dan kun je veel makkelijker richten als je iets wilt horen, maar ook omdat op de oude plaats van de oren nu de luchtinlaten zitten, zoals dus bij vissen. Gaandeweg gaf ik alles een nieuw plaatsje, maar kwam er al snel achter dat het beter zou zijn om sommige onderdelen helemaal niet meer te gebruiken of van sommige onderdelen meer exemplaren te plaatsen en zelfs, nieuwe onderdelen te ontwerpen. Ik haal alles weer uit elkaar en begin met een heel nieuw concept. Ik begin met de armen en handen. Welke klusser of huisvrouw komt er nou niet die spreekwoordelijke derde hand te kort. Ik maak er gelijk vier van, met natuurlijk ook vier armen. Ik neem twee korte en twee lange armen, want dat lijkt mij handig (!). Ook oren en ogen komen we altijd te kort dus in besluit dat ook te verdubbelen. Vier oren op vier handen plaatsen komt wel goed uit, maar lijkt mij nu bij nader inzien toch niet zo slim, omdat de kans op beschadiging van de oren wel groot wordt. Omdat ik mijn idee van kieuw-achtige luchtinlaten niet los wil laten, moet ik wel zoeken naar een andere plek voor de vier oren. Ik besluit deze als laatste te plaatsen, waar er nog ergens plek over is. Ik vind de ogen, zoals op het huidige lichaam, eigenlijk wel op de goede plek zitten, maar plaats er nog twee bij aan de achterkant van het hoofd. Inclusief oogleden en wenkbrauwen. Hoofdhaar doe ik trouwens niet meer aan. Dat is nutteloos. En dan de neus. De vraag is één of twee of meer? En waar? Sinds de kieuwen wordt hij niet meer gebruikt om te ademen, maar nog wel om te ruiken. En dat in combinatie met je smaak in je mond. Ik laat hem maar even zitten zoals hij zat, bij de mond die ik ook laat zitten. De benen zitten wel handig aan de onderkant besef ik. Ik denk er twee bij te zetten maar ga nu helemaal los en zet er liever twee zijwieltjes bij. Tegen het omvallen, maar wel van menselijk materiaal. Tenen doe ik niet meer aan, tenminste niet zoals we ze gewend zijn. Ik maak er twee per voet. Eentje links naar voren gericht en een rechts naar voren. Maar dan veel breder en plat van onderen. Staat goed stevig. Nagels zet ik er niet op, want dat heeft geen nut. Het begint er al aardig op te lijken en de buitenkant is zo goed als klaar. Ik verplaatst de lange armen naar beneden, ter hoogte van de heupen zet ik ze neer. Ik weet niet waarom, maar het lijkt mij handiger. Schaamhaar, okselhaar, borsthaar en hoofdhaar plaatst ik niet meer terug. Het enige haar dat overblijft zijn de vier wenkbrauwen. Dat moet wel ter bescherming van de ogen heb ik ooit gelezen. De buitenkant is nu zo goed als klaar. Ik moet nog wat met de huid, maar dat doe ik later. En ik moet nog bedenken of ik bij vrouwen nog extra borsten plaats. Ik heb een persoonlijke voorkeur voor borsten op de rug van de vrouw. Erbij dan. Enfin, komt later wel, nu eerst de binnenkant. Ik heb allerlei organen liggen en weet wel ongeveer waar ze voor zijn. De maag om de braadworst te verteren, de lever om de alcohol af te breken en de nieren om het bier om te zetten. Het hart om verliefd te worden en de darmen om van alles wat je zoal naar binnen slaat iets nuttigs te maken. Ik vind dat erg omslachtig en maak er één orgaan van. Een soort blackbox, eentje die alles doet. Eten en drinken verwerken en bloed rondpompen. Ik kan geen naam voor dit orgaan bedenken, maar besluit er wel twee in het lichaam te zetten. Er gaat nog wel eens wat mis met dat spul en daarom een reserve. De longen maak ik groter, veel groter, dan hoef je niet zo vaak te ademen. En ik zet er twee sets in, eentje om te ademen en eentje om te roken. Maar dat neemt wel veel ruimte in. Ik besluit het middenlijf dan maar een stuk groter te maken. Zo’n 50 cm langer om genoeg ruimte te hebben voor die grote longen. De onderste armen zitten nu wel ver weg van de bovenste armen daardoor, maar dat moet dan maar. Op de plek waar eerst de lever zat prop ik nu nog wat extra hersenen. Kan nooit kwaad een beetje meer denkkracht. En dan, wat heb ik nog liggen? Een galblaas, schildklieren en een milt. Ik neem een flink besluit en plaats ze niet. Dat moet ook zonder kunnen. Nu de binnenkant ook klaar is schiet ik al lekker op. Ik moet nog wat met de huid. Ik kies voor een mooie donkerbruine huid. Maar ik wil ook dat de huid een goed bescherming biedt voor de binnenkant en maak hem dan ook acht centimeter dik met een tussenlaag van een centimeter ondoordringbaar materiaal. Zoiets als een ingebouwd kogelwerend vest. Kun je niet meer zweten, maar ik sloofde me toch al nooit zo uit dat ik moest zweten. Het enige wat ik nu nog heb liggen is wat klein spul, de borsten, de eierstokken en… de oren. Ik kom er niet uit om een logische plek voor de oren te vinden en ik zet ze daarom maar bovenop het hoofd, zoals bij Mickey Mouse. Maar dan in en vierkant, naar alle windrichtingen gericht. Ik beschouw mijn creatie en bedenk hoe handig dit zou zijn om de dagelijkse dingen te doen. Eerst maar eens proberen hoe het gaat voor ik de nieuwe vrouw ontwerp.  Langzaam laat ik hem opstaan. Hij is wel erg lang en ziet er wat slungelig uit. Die zijwieltjes werken goed, maar er moet eerst wat eelt op komen, want zo doet het wat zeer.
Ik ben tevreden en voel mij een beetje God.
© Ghans Dorrebrein